Net
als honderden miljoenen andere volgelingen van de Heer Jezus Christus, houden we ons aan de wetten en geboden van de Bijbel,
genieten we van de overvloedige genade van de Heer Jezus Christus en
komen we samen, bidden, prijzen en dienen we in de naam van de Heer
Jezus Christus – en dit alles doen we in de zorg en bescherming van
de Heer. We zijn vaak zwak en vaak sterk. Wij geloven dat al onze
handelingen in overeenstemming zijn met wat de Heer leert. Het
spreekt dus vanzelf dat we ook geloven dat we het pad van
gehoorzaamheid aan de wil van de Vader in de hemel bewandelen.
We
minachten iedereen die tegen de Heer Jezus is; uiteindelijk zullen ze
allemaal worden vernietigd. Wie heeft hen gezegd niet te geloven dat
de Heer Jezus de Verlosser is? Natuurlijk zijn er momenten waarop we
van de Heer Jezus leren en medelijden hebben met de wereld, want zij
begrijpen het niet, en we moeten tolerant en vergevingsgezind zijn.
Alles wat we doen is in overeenstemming met de woorden van de Bijbel,
want alles wat niet overeenkomt met de Bijbel is dwaalleer en
ketterij. Een dergelijk geloof is diep ingebed in de geest van elk
van ons. Onze Heer is in de Bijbel en als we niet afwijken van de
Bijbel, zullen we niet van de Heer afwijken; als we ons aan dit
principe houden, dan zullen we gered worden. We sporen elkaar aan en
ondersteunen elkaar, en elke keer dat we samenkomen, hopen we dat
alles wat we zeggen en doen in overeenstemming is met de wil van de
Heer en aanvaard kan worden door de Heer. Ondanks de grove
vijandigheid van onze omgeving, zijn onze harten vervuld van vreugde.
Wanneer we denken aan de zegeningen die zo dicht binnen ons bereik
zijn, is er dan niets dat we niet kunnen verzaken? Is er niets
waarvan we niet kunnen verdragen om er afscheid van te nemen? Dit
alles is impliciet en dit alles wordt bekeken door de ogen van God.
Wij, de handvol behoeftigen die zijn opgeheven uit de mesthoop, zijn
dezelfde als alle gewone volgelingen van de Heer Jezus: we dromen van
opname, van gezegend te worden en van het regeren over alle naties.
Onze verdorvenheid wordt blootgelegd in de ogen van God, en onze
verlangens en hebzucht worden veroordeeld in de ogen van God. Maar
toch gebeurt dit allemaal zo onopvallend, zo logisch, en niemand van
ons vraagt zich af of ons verlangen juist is, laat staan dat ook maar
iemand van ons twijfelt aan de juistheid van alles waar we ons aan
houden. Wie kan Gods wil kennen? We weten niet te zoeken, te
onderzoeken of zelfs bezig te zijn met het pad dat de mens bewandelt.
Want we geven er alleen maar om of we opgenomen kunnen worden, of we
gezegend kunnen worden, of er een plaats voor ons is in het
koninkrijk der hemelen, en of we een deel van het water van de rivier
des levens en de vrucht van de boom des levens zullen hebben. Geloven
wij niet in de Heer, en zijn wij geen volgelingen van de Heer, ter
wille van het verkrijgen van deze dingen? Onze zonden zijn vergeven,
we zijn tot inkeer gekomen, we hebben de bittere beker wijn gedronken
en we hebben het kruis op onze rug gelegd. Wie kan zeggen dat de
prijs die we hebben betaald niet door de Heer zal worden aanvaard?
Wie kan zeggen dat we niet voor genoeg olie hebben gezorgd? We willen
geen dwaze maagden zijn of een van degenen die in de steek worden
gelaten. Bovendien bidden we vaak en vragen we de Heer om te
voorkomen dat we misleid worden door valse Christussen, want er staat
in de Bijbel: “Als iemand dan tegen jullie zegt: ‘Kijk, Christus is hier of daar,’ geloof het dan niet. Want er zullen valse
christussen en valse profeten opstaan. Zij zullen grote tekenen en
mirakelen aan de dag leggen, zodat zij – als dat mogelijk was –
zelfs de door God uitverkozen mensen om de tuin zouden leiden”
(Matteüs 24:23-24). We hebben allemaal deze Bijbelverzen in onze
geheugens opgeslagen, we kennen ze door en door en we zien ze als een
kostbare schat, als leven, en als de geloofsbrieven voor onze opname
en verlossing …
Duizenden
jaren lang zijn de levenden heengegaan, hun verlangens en dromen met
zich meenemend, en niemand weet met zekerheid of ze naar het
koninkrijk der hemelen zijn gegaan. De doden keren terug en ze zijn
alle verhalen vergeten die eens hebben plaatsgevonden en volgen nog
steeds de leringen en de paden van de voorouders. En dus, met het
verstrijken van de jaren en de dagen, weet niemand of onze Heer
Jezus, onze God, echt alles accepteert wat we doen. We kijken
simpelweg uit naar een uitkomst en speculeren over alles wat er zal
gebeuren. Toch is God voortdurend stil gebleven en is Hij nooit aan
ons verschenen of heeft Hij tot ons gesproken. En dus beoordelen we
willens en wetens Gods wil en gezindheid volgens de Bijbel en de
tekenen. We zijn gewend geraakt aan de stilte van God; we zijn gewend
geraakt aan het afwegen van het goed of kwaad van ons gedrag met
behulp van onze eigen manier van denken; we zijn eraan gewend geraakt
om onze kennis, opvattingen en morele ethiek te gebruiken om Gods
eisen aan ons te vervangen; we zijn gewend geraakt aan het genieten
van de genade van God; we zijn eraan gewend geraakt dat God hulp
biedt wanneer we het nodig hebben; we zijn eraan gewend geraakt om
onze handen naar God uit te strekken voor allerlei dingen en God maar
raak te bevelen; we zijn ook gewend geraakt aan het volgen van
doctrines, zonder aandacht te schenken aan hoe de Heilige Geest ons
leidt; bovendien zijn we gewend geraakt aan dagen waarin we onze
eigen meester zijn. Wij geloven in een God zoals deze, die we nog
nooit hebben ontmoet. Vragen zoals hoe Zijn gezindheid is, wat Hij
heeft en is, hoe Zijn beeld is, of we Hem zullen kennen of niet
wanneer Hij komt, enzovoort – geen van deze dingen is belangrijk.
Wat belangrijk is, is dat Hij in onze harten is, dat we Hem allemaal
verwachten en dat we ons kunnen voorstellen hoe Hij is. We waarderen
ons geloof en koesteren onze spiritualiteit. We beschouwen alles als
mest en betreden alles met voeten. Omdat we de volgelingen zijn van
de glorierijke Heer, ongeacht hoe lang en moeizaam de reis is,
ongeacht welke ontberingen en gevaren ons overkomen, niets kan onze
voetstappen stoppen als we de Heer volgen. “Een rivier van
levenswater, helder als kristal, stroomt uit de troon van God en het
Lam. Op beide oevers staat de boom des levens, die twaalf soorten
fruit draagt en zijn fruit iedere maand voortbrengt. De bladeren van
de boom zijn om de naties te genezen. Er zal geen vloek meer zijn,
geen vloek. De troon van God en het Lam zal in de stad staan. Zijn
dienaren zullen Hem dienen, en ze zullen Zijn gezicht zien, ze zullen
Zijn gezicht zien. Zijn naam zal op hun voorhoofden staan. En er zal
geen nacht meer zijn: een kaars is niet meer nodig, geen kaars, noch
het licht van de zon, want de Heer God geeft hun licht. Ze zullen
voor eeuwig en altijd heersen. Ze zullen voor eeuwig en altijd
heersen” (Openbaring 22:1-5). Elke keer dat we deze woorden zingen,
vloeien onze harten over van vreugde en voldoening, en stromen tranen
uit onze ogen. Dank aan de Heer omdat Hij ons gekozen heeft, dank aan
de Heer voor Zijn genade. Hij heeft ons nu in deze tijd het
honderdvoudige gegeven, heeft ons het eeuwige leven gegeven in de
komende wereld, en als Hij ons nu zou vragen om te sterven, zouden we
dat doen zonder de minste klacht. Heer! Kom alstublieft snel! Stel
het niet nog een minuut langer uit, want we verlangen vurig naar u en
hebben alles voor u opgegeven.
God
is stil en is nog nooit aan ons verschenen, maar Zijn werk is nooit
gestopt. Hij kijkt naar alle landen en beveelt alle dingen, en
aanschouwt alle woorden en daden van de mens. Zijn management wordt
in stappen en volgens Zijn plan uitgevoerd. Het gaat voorts in
stilte, zonder dramatisch effect, maar toch komen Zijn voetstappen
steeds dichter bij de mensheid en de stoel waarin Hij rechtspreekt
wordt bliksemsnel in het heelal klaargezet, waarna onmiddellijk Zijn
troon onder ons neerdaalt. Wat een majesteitelijk schouwspel is dat,
wat een statig en plechtig tafereel. Als een duif en als een
brullende leeuw arriveert de Geest onder ons allen. Hij is wijs, Hij
is rechtvaardig en majesteitelijk, Hij komt geruisloos onder ons, en
heeft autoriteit en is vervuld van liefde en mededogen. Niemand is op
de hoogte van Zijn komst, niemand verwelkomt Zijn komst en bovendien
weet niemand wat Hij allemaal zal doen. Het leven van de mens blijft
onveranderd; zijn hart is niet anders en de dagen gaan voorbij zoals
gewoonlijk. God leeft onder ons als een gewoon persoon, als een meest
onbelangrijke volgeling en een gewone gelovige. Hij heeft Zijn eigen
bezigheden, Zijn eigen doelen, en bovendien heeft Hij de
goddelijkheid die gewone mensen niet hebben. Niemand heeft het
bestaan van Zijn goddelijkheid opgemerkt en niemand heeft het
verschil tussen Zijn substantie en dat van de mens waargenomen. We
leven samen met Hem, onbeperkt en onbevreesd, want we zien Hem als
niets meer dan een onbelangrijke gelovige. Hij let op alles wat we
doen en al onze gedachten en ideeën worden voor Hem blootgelegd.
Niemand interesseert zich voor Zijn bestaan, niemand heeft enige
voorstelling van Zijn functie en bovendien heeft niemand enig
vermoeden van wie Hij is. We gaan gewoon door met onze bezigheden,
alsof Hij niets met ons te maken heeft …
Bij
toeval drukt de Heilige Geest een passage uit van woorden ‘via’
Hem, en hoewel het heel onverwacht aanvoelt, erkennen we dat dit de
uitspraak van God is en aanvaarden we het gretig van God. Dat is
omdat, ongeacht wie deze woorden uitdrukt, zolang ze van de Heilige Geest komen, we ze moeten accepteren en we ze niet kunnen ontkennen.
De volgende uiting kan via mij zijn, het kan via jou zijn, of het kan
via hem zijn. Ongeacht wie het is, alles is de genade van God. Maar
ongeacht wie de persoon is, we moeten ze niet aanbidden, want
ongeacht wat dan ook, ze kunnen onmogelijk God zijn; we kunnen in
geen geval een gewoon persoon zoals deze uitkiezen om onze God te
zijn. Onze God is zo groot en eervol; hoe zou Hij vertegenwoordigd
kunnen worden door iemand die zo onbelangrijk is? Sterker nog, we
wachten allemaal op de komst van God om ons terug te brengen naar het
koninkrijk der hemelen, en dus, hoe kan iemand die zo onbeduidend is,
gekwalificeerd zijn voor zo’n belangrijke en zware taak? Als de
Heer terugkomt, moet het op een witte wolk zijn, voor iedereen
zichtbaar. Wat zal dat glorieus zijn! Hoe kon Hij Zich zo geruisloos
verstoppen onder een gewone groep mensen?
En
toch is het deze gewone persoon, die verborgen is onder mensen, die
het nieuwe werk van het redden van ons uitvoert. Hij legt niets aan
ons uit, noch vertelt Hij ons waarom Hij gekomen is. Hij doet alleen
het werk dat Hij van plan is te doen in stappen en volgens Zijn plan.
Zijn woorden en uitingen worden steeds frequenter. Van troosten,
vermanen, herinneren en waarschuwen, tot verwijten en disciplineren;
van een toon die zachtaardig en vriendelijk is, tot woorden die fel
en majestueus zijn – ze brengen allemaal compassie en schroom in de
mens. Alles wat Hij zegt raakt de geheimen die diep in ons verborgen
zijn, Zijn woorden steken in ons hart, steken onze geest en maken ons
beschaamd en vernederd. We beginnen ons af te vragen of de God in het
hart van deze persoon echt van ons houdt, en wat Hij precies van plan
is te doen. Misschien kunnen we pas opgenomen worden als we zo'n pijn
hebben doorstaan? In onze hoofden berekenen we … over de bestemming
die komt en over ons toekomstig lot. Maar nog steeds gelooft niemand
van ons dat God vlees heeft aangenomen en onder ons werkt. Hoewel Hij
al zo lang bij ons is, hoewel Hij al zoveel woorden van aangezicht
tot aangezicht met ons heeft gesproken, zijn we nog steeds niet
bereid om zo’n gewoon iemand te accepteren als de God van onze
toekomst, laat staan dat we bereid zijn om de controle over onze
toekomst en lot toe te vertrouwen aan zo’n gewoon iemand. Van Hem
krijgen we een oneindige stroom van levend water en dankzij Hem leven
we van aangezicht tot aangezicht met God. We zijn alleen dankbaar
voor de genade van de Heer Jezus in de hemel en hebben nooit aandacht
besteed aan de gevoelens van deze gewone persoon die de goddelijkheid
in bezit heeft. Hij doet nog steeds Zijn werk nederig in het vlees
verborgen, en drukt de stem van Zijn hart uit. Hij is er schijnbaar
ongevoelig voor dat de mensheid Hem verwerpt, blijkbaar eeuwig de
kinderlijkheid en onwetendheid van de mens vergevend, en voor altijd
tolerant ten aanzien van de oneerbiedigheid van de mens tegenover
Hem.
Zonder
dat we het wisten heeft deze onbeduidende man ons stap voor stap naar
Gods werk geleid. We ondergaan ontelbare beproevingen, worden
onderworpen aan ontelbare kastijdingen en worden getest door de dood.
We leren van Gods rechtvaardige en majestueuze gezindheid, genieten
ook van Zijn liefde en compassie, leren de grote kracht en wijsheid
van God te waarderen, getuigen van de lieflijkheid van God en
aanschouwen Gods diepe verlangen om de mens te redden. In de woorden
van deze gewone persoon leren we de gezindheid en substantie van God
kennen, leren we Gods wil kennen, leren we de natuur en substantie
van de mens kennen en zien we de weg van redding en perfectie. Zijn
woorden veroorzaken onze ‘dood’ en veroorzaken onze
‘wedergeboorte’; Zijn woorden brengen ons troost, maar laten ons
ook gebukt door gevoelens van verwijt en schuld; Zijn woorden brengen
ons vreugde en vrede, maar ook grote pijn. Soms zijn we als lammeren
voor de slachting in Zijn handen; soms zijn we als Zijn oogappel en
ontvangen we Zijn liefde en genegenheid; soms zijn we als Zijn
vijand, in as veranderd door Zijn toorn in Zijn ogen. Wij zijn de
mensheid die door Hem is gered, wij zijn de maden in Zijn ogen en wij
zijn de verloren lammeren aan wie Hij dag en nacht denkt om te
vinden. Hij is genadig tegenover ons, Hij veracht ons, Hij heft ons
op, Hij troost ons en vermaant ons, Hij leidt ons, Hij verlicht ons,
Hij kastijdt en disciplineert ons, en Hij vervloekt ons zelfs. Hij
maakt zich dag en nacht zorgen om ons, Hij beschermt en zorgt dag en
nacht voor ons, Hij staat altijd naast ons, en Hij besteedt al Zijn
zorg aan ons en betaalt elke prijs voor ons. In de woorden van dit
kleine en gewone vlees hebben we het geheel van God ervaren en hebben
we de bestemming gezien die God ons heeft geschonken. Toch, ondanks
dit alles, blijft ijdelheid in onze harten rondsluipen, en zijn we
nog steeds niet bereid om een dergelijk persoon als onze God in de
praktische zin te accepteren. Hoewel Hij ons zoveel manna heeft
gegeven, zoveel om van te genieten, kan niets van dit alles zich
meester maken van de plaats van de Heer in onze harten. We eren de
speciale identiteit en status van deze persoon alleen met grote
terughoudendheid. Als Hij niet spreekt om ons te laten erkennen dat
Hij God is, dan zullen we absoluut niet het initiatief tonen om Hem
te erkennen als de God die spoedig zou moeten arriveren en die toch
al zo lang onder ons werkt.
De
uiting van God gaat verder en Hij maakt gebruikt van verschillende
methoden en perspectieven om ons te vermanen wat te doen en de stem
van Zijn hart tot uitdrukking te brengen. Zijn woorden dragen
levenskracht en laten ons het pad zien dat we moeten lopen en laten
ons begrijpen wat de waarheid is. We beginnen aangetrokken te worden
tot Zijn woorden, we beginnen ons te concentreren op de toon en
manier van Zijn spreken, en beginnen onbewust een interesse in de
stem van het hart van deze onopvallende persoon te krijgen. Hij doet
nauwgezette pogingen voor ons, verliest de slaap en eetlust voor ons,
weent voor ons, zucht voor ons, kermt in ziekte voor ons, lijdt
vernedering omwille van onze bestemming en redding, en Zijn hart
bloedt en huilt tranen voor onze ongevoeligheid en opstandigheid. Wat
Hij heeft en is gaat een gewoon persoon te boven, en kan door geen
van de verdorvenen worden bezeten of bereikt. Hij heeft tolerantie en
geduld dat geen gewoon persoon heeft, en geen enkel schepsel bezit
Zijn liefde. Niemand anders dan Hij kan al onze gedachten kennen, of
onze aard en substantie snappen, of de opstandigheid en verdorvenheid
van de mensheid beoordelen, of tot ons spreken en zo onder ons werken
in naam van de God des hemels. Niemand behalve Hij kan het gezag, de
wijsheid en de waardigheid van God bezitten; de gezindheid van God en
wat Hij heeft en is, worden in hun geheel van Hem uit uitgegeven.
Niemand anders dan Hij kan ons de weg wijzen en ons licht brengen.
Niemand anders dan Hij kan de mysteries onthullen die God niet heeft
geopenbaard vanaf de schepping tot nu toe. Niemand anders dan Hij kan
ons redden van Satans slavernij en onze verdorven gezindheid. Hij
vertegenwoordigt God, en drukt de stem van het hart van God uit, de
vermaningen van God, en de woorden van oordeel van God voor de hele
mensheid. Hij is een nieuw tijdvak begonnen, een nieuw tijdperk, en
heeft een nieuwe hemel en aarde gebracht, nieuw werk, en Hij heeft
ons hoop gebracht, en een einde gemaakt aan het leven dat we leidden
in onduidelijkheid, en heeft ons toegestaan om het pad van redding
ten volle te aanschouwen. Hij heeft ons hele wezen overwonnen en ons
hart gewonnen. Vanaf dat moment worden onze geesten bewust en lijken
onze zielen opnieuw te worden gerevitaliseerd: deze gewone,
onbeduidende persoon, die onder ons leeft en lange tijd door ons is
verworpen – is Hij niet de Heer Jezus, die voor altijd in onze
gedachten is, en naar wie we dag en nacht verlangen? Het is Hij! Het
is Hem echt! Hij is onze God! Hij is de waarheid, de weg en het
leven! Hij heeft ons toegestaan om weer te leven, het licht te zien
en heeft ervoor gezorgd dat onze harten niet langer dwalen. We zijn
teruggekeerd naar het huis van God, we zijn teruggekeerd voor Zijn
troon, we staan oog in oog met Hem, we hebben Zijn aangezicht
aanschouwd en de weg die voor ons ligt gezien. In die tijd zijn onze
harten volledig door Hem overwonnen; we twijfelen er niet langer aan
wie Hij is en werken niet langer Zijn werk en woord tegen, en we
vallen helemaal neer voor Hem. We wensen niets anders dan de
voetsporen van God voor de rest van ons leven te volgen en door Hem
te worden vervolmaakt en Zijn genade terug te betalen en Zijn liefde
voor ons terug te betalen en Zijn orkestraties en arrangementen te
gehoorzamen, en samen te werken met Zijn werk, en alles te doen wat
we kunnen om te voltooien wat Hij ons toevertrouwt.
Worden
overwonnen door God is te vergelijken met een vechtsport wedstrijd.
Elk
woord van God slaat op onze dodelijke plek en maakt ons bedroefd en
bang. Hij onthult onze opvattingen, onthult onze verbeeldingen en
onthult onze verdorven gezindheid. Door alles wat we zeggen en doen,
en elk van onze gedachten en ideeën, worden onze natuur en
substantie onthuld door Zijn woorden, hetgeen ons vernederd en bevend
van angst laat zijn. Hij vertelt ons over al onze acties, onze
bedoelingen en intenties, en zelfs de verdorven gezindheid die we
zelf nooit hebben ontdekt, waardoor we voelen dat we in al onze
armzalige onvolkomenheid worden blootgelegd en raken we zelfs
volledig overtuigd. Hij oordeelt ons voor onze opstand tegen Hem,
tuchtigt ons voor onze godslastering en veroordeling van Hem, en
geeft ons het gevoel dat we in Zijn ogen waardeloos zijn en dat we de
levende Satan zijn. Onze hoop wordt vernietigd, we durven geen
onredelijke eisen meer te stellen en pogingen aan Hem te doen, en
zelfs onze dromen verdwijnen van de ene dag op de andere. Dit is een
feit dat niemand van ons zich kan voorstellen, en dat niemand van ons
kan accepteren. Onze gedachten raken voor een moment uit balans, en
we weten niet hoe we verder moeten gaan op het pad dat voor ons ligt,
we weten niet hoe we verder moeten gaan in onze overtuigingen. Het
lijkt erop dat ons geloof terug is gegaan naar het allereerste begin
en dat we de Heer Jezus nooit hebben ontmoet en geen kennis met Hem
gemaakt hebben. Alles voor onze ogen verbijstert ons en geeft ons het
gevoel dat we op drift zijn gezet. We zijn wanhopig, we zijn
teleurgesteld en diep in ons hart is er een onbedwingbare woede en
schande. We proberen stoom af te blazen, proberen een uitweg te
vinden, en bovendien proberen we te blijven wachten op onze Heiland
Jezus en onze harten naar Hem uit te storten. Hoewel er momenten zijn
dat we noch hoogmoedig noch nederig zijn aan de buitenkant, zijn we
in onze harten geteisterd door een gevoel van verlies als nooit
tevoren. Hoewel we soms ongebruikelijk kalm lijken aan de buitenkant,
ondergaan we van binnen golvende massa’s pijniging. Zijn oordeel en
tuchtiging hebben ons alle hoop en dromen ontnomen, hebben ons zonder
onze buitensporige verlangens laten zitten, en niet bereid om te
geloven dat Hij onze Redder is en in staat om ons te redden. Zijn
oordeel en tuchtiging hebben een diepe kloof geopend tussen ons en
Hem en niemand is zelfs bereid die over te steken. Zijn oordeel en
tuchtiging zijn de eerste keer dat we zo’n grote tegenslag en zo’n
grote vernedering ondergaan. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons in
staat gesteld om Gods eer en intolerantie voor de overtredingen van
de mens oprecht te waarderen, in vergelijking waarmee we zo
laaghartig en onzuiver zijn. Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons
voor het eerst doen beseffen hoe arrogant en pompeus we zijn, en dat
de mens nooit de gelijke van God zal zijn, of op één lijn met God.
Zijn oordeel en tuchtiging hebben ons doen verlangen om niet langer
in zo’n verdorven gezindheid te leven, en hebben ons ertoe aangezet
om zo snel mogelijk van die natuur en substantie af te komen, en niet
langer door Hem verafschuwd te worden en walgelijk voor Hem te zijn.
Zijn oordeel en tuchtiging hebben ervoor gezorgd dat wij graag Zijn
woorden gehoorzamen, en niet langer bereid te zijn om tegen Zijn
orkestraties en arrangementen te rebelleren. Zijn oordeel en
tuchtiging hebben ons opnieuw het verlangen gegeven om het leven te
zoeken en hebben ervoor gezorgd dat wij hem graag als onze Redder
accepteren. … We zijn het overwinningswerk uitgelopen, zijn uit de
hel gestapt, zijn uit het dal van de schaduw van de dood gestapt. …
Almachtige God heeft ons gewonnen, deze groep mensen! Hij heeft over
Satan gezegevierd en al Zijn vijanden verslagen!
We
zijn gewoon zo’n gewone groep mensen met een verdorven satanische
gezindheid, wij zijn degenen die door God zijn voorbestemd voor de
tijdperken en we zijn de behoeftigen die God heeft opgeheven uit de
mesthoop. Wij hebben eens God verworpen en veroordeeld, maar nu zijn
wij overwonnen door Hem. We hebben het leven ontvangen en de weg van
het eeuwige leven van God ontvangen. Ongeacht waar we op aarde zijn,
ondanks vervolging en verdrukking, we kunnen niet gescheiden zijn van
de redding door Almachtige God. Want Hij is onze Schepper en onze
enige verlossing!
De
liefde van God strekt zich uit als het water van een bron, en wordt
gegeven aan jou, aan mij, aan hem en aan allen die oprecht de
waarheid zoeken en die op de verschijning van God wachten.
Net
zoals de maan altijd de zon volgt, houdt het werk van God nooit op,
en wordt uitgevoerd op jou, op mij, op hem en op allen die de
voetsporen van God volgen en het oordeel en de tuchtiging van God
aanvaarden.
23 maart 2010
Sommige
bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling ©
2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten