|
God zegt:‘Je
gelooft in niets anders dan in God, maar heb je een normale relatie met God? Sommige mensen zeggen dat het alleen maar belangrijk is om
een normale relatie met God te hebben, en zij bekommeren zich niet om
hun relaties met anderen. Maar hoe komt een normale relatie met God
tot uiting? Hebben zulke mensen ook maar enige werkelijke kennis?
Waarom zegt men dat de mate waarin je je hebt voorgenomen God lief te
hebben en of je werkelijk afstand hebt gedaan van het vlees, afhangt
van de vraag of je vooroordelen jegens jouw broeders en zusters
koestert en, als dat het geval is, of je zulke vooroordelen aan de
kant kunt schuiven? Met andere woorden: wanneer jouw relatie met jouw
broeders en zusters normaal is, is jouw toestand voor God eveneens
normaal. Wanneer een van jouw broeders en zusters zwak is, zul je hem
of haar niet verafschuwen,verachten, uitlachen of links laten liggen.
Als je hem of haar van dienst kunt zijn, zul je met hem of haar in
gesprek gaan en zeggen: “Vroeger was ik passief en zwak. Ik wilde
beslist geen samenkomst bijwonen, maar er gebeurde iets waardoor God
mij van binnen verlichtte en disciplineerde; ik voelde verwijten van
binnen, ik schaamde me heel erg en ik voelde voortdurend spijt
tegenover God. Daarna ben ik mijzelf gaan toewijden aan het leven van
de kerk en hoe meer ik mij met mijn broeders en zusters verbond, hoe
meer ik het gevoel had dat ik niet zonder God kon.
Wanneer ik bij hen
was, voelde ik me niet eenzaam. Wanneer ik alleen in een kamer
afgezonderd was, voelde ik me eenzaam en zonder vrienden. Dan had ik
het idee dat mijn leven leeg was en mijn gedachten gingen uit naar de
dood. Nu ik bij mijn broeders en zusters was, durfde Satan zijn werk
niet te doen, en voelde ik me niet eenzaam. Toen ik zag hoe sterk de
liefde van mijn broeders en zusters voor God was, raakte ik
geïnspireerd. Daarom was ik altijd bij mijn broeders en zusters en
mijn passieve gesteldheid verdween als vanzelf.” Als ze dit horen,
hebben ze het gevoel dat thuis bidden zinloos is, voelen ze nog
steeds dat er geen liefde tussen hun broeders en zusters is, dat hun
leven leeg is, dat ze op niemand kunnen vertrouwen en dat het niet
voldoende is om alleen maar te bidden. Als je op de bovengenoemde
manier met hen in gesprek gaat, geef je ze handvatten om in actie te
komen. Als je denkt dat je hen niet kunt bieden wat ze nodig hebben,
kun je bij hen op bezoek gaan. Dit hoeft niet door de kerkleider te
worden gedaan – het is de verantwoordelijkheid van iedere broeder
en zuster om dit werk te ondernemen. Als je ziet dat het slecht gaat
met een broeder of zuster, moet je hem of haar een bezoek brengen.
Dat is de verantwoordelijkheid van een ieder van jullie.’Uit ‘De Kerk van Almachtige God’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten