Gedurende zovele jaren heeft Gods Geest onophoudelijk gezocht tijdens Zijn werk op aarde. Door de eeuwen heen heeft God zoveel mensen gebruikt om Zijn werk te doen. Maar Gods Geest heeft nog steeds geen geschikte rustplaats. God doet Zijn werk dus, terwijl Hij onophoudelijk rondtrekt tussen verschillende volkeren en over het geheel genomen gebruikt Hij mensen om dit te doen. Dat wil zeggen dat Gods werk al die vele jaren nooit gestopt is, maar helemaal tot op de dag van vandaag wordt voortgezet in de mens. Hoewel God zoveel woorden gesproken heeft en zoveel werk heeft gedaan, kent de mens God nog steeds niet. Dit alles is omdat God nooit aan de mens verschenen is, en ook omdat Hij geen tastbare vorm heeft.
En dus moet God Zijn werk voltooien, waardoor alle mensen de praktische betekenis van de praktische God leren kennen. Om dit doel te bereiken, moet God Zijn Geest tastbaar aan de mensheid openbaren en Zijn werk in hun midden doen. Dat wil zeggen dat alleen wanneer Gods Geest een fysieke vorm aanneemt, vlees en botten aantrekt, en zichtbaar tussen de mensen wandelt en hen vergezelt in hun leven, Zichzelf soms laat zien en soms verbergt, alleen dan kunnen mensen Hem beter leren begrijpen. Als God alleen in het vlees verbleef, zou Hij Zijn werk niet volledig kunnen afronden. Nadat God een periode in het vlees heeft gewerkt en zo de bediening die in het vlees moet worden gedaan, zal hebben vervuld, zal God het vlees achter zich laten en het werk in vleselijke vorm in de spirituele wereld voortzetten, net zoals Jezus deed nadat Hij gedurende een periode in de normale menselijkheid al het werk had voltooid dat voltooid moest worden. Wellicht herinneren jullie je deze tekst uit ‘De weg … (5)’: ‘Ik herinner me dat mijn Vader tegen mij heeft gezegd: “Voer op aarde alleen de wil van je Vader uit en vervul Zijn opdracht. Voor de rest is het niet jouw zaak.”’ Wat zie je in deze tekst? Wanneer God naar de aarde komt, doet Hij Zijn werk alleen op een goddelijke manier. Dit is wat de hemelse Geest heeft toevertrouwd aan de vleesgeworden God. Wanneer Hij komt, komt Hij alleen maar om overal te spreken, om op verschillende manieren en vanuit verschillende perspectieven uiting te geven aan Zijn uitspraken. Zijn doel en het principe volgens welke Hij werkt is om de mens voornamelijk te voorzien en te onderwijzen, en Hij houdt Zich niet bezig met interpersoonlijke relaties of de details van het leven van de mensen. Zijn belangrijkste bediening is om te spreken namens de Geest. Wanneer Gods Geest tastbaar verschijnt in het vlees, voorziet Hij alleen in het leven van de mens en maakt Hij de waarheid bekend. Hij raakt niet betrokken bij het werk van de mens. Dat wil zeggen dat Hij niet deelneemt aan het werk van de menselijkheid. Mensen kunnen geen goddelijk werk verrichten en God neemt geen deel aan het werk van de mens. Sinds God naar deze aarde is gekomen om Zijn werk te doen, heeft Hij dat al die jaren altijd door middel van mensen gedaan. Maar deze mensen kunnen niet worden beschouwd als de vleesgeworden God, alleen als mensen die worden gebruikt door God. Maar de God van vandaag kan rechtstreeks spreken vanuit het goddelijk perspectief en de stem van de Geest uitzenden en werken namens de Geest. Alle mensen die God door de eeuwen heen heeft gebruikt, zijn eveneens voorbeelden van Gods Geest die werkt in een vleselijk lichaam. Waarom kunnen zij dan niet God genoemd worden? Maar de God van vandaag is ook Gods Geest die rechtstreeks in het vlees werkt en Jezus was ook Gods Geest die in het vlees werkt. Zij worden beiden God genoemd. Wat is dan het verschil? Door de eeuwen heen heeft God mensen gebruikt die allemaal een gezond verstand hebben en normaal kunnen denken. Ze kennen allemaal de principes van menselijk gedrag. Ze houden er normale menselijke ideeën op na en zijn uitgerust met alles wat gewone mensen moeten hebben. De meesten van hen hebben uitzonderlijk talent en een aangeboren intelligentie. Door te werken in deze mensen, maakt Gods Geest gebruik van hun talenten welke door God gegeven gaven zijn. Gods Geest laat hun talenten gelden en gebruikt hun talenten in Gods dienst. Het wezen van God is echter vrij van ideeën en vrij van denken, niet vervalst door menselijke intenties en mist zelfs datgene waar normale mensen mee zijn uitgerust. Dat wil zeggen dat Hij niet eens vertrouwd is met de principes van het menselijke gedrag. Zo zal het zijn wanneer de God van vandaag naar de aarde komt. Zijn werk en Zijn woorden zijn niet vervalst door menselijke intenties of menselijke gedachtegangen, maar ze zijn een directe manifestatie van de intenties van de Geest en Hij werkt rechtstreeks namens God. Dit betekent dat de Geest tevoorschijn komt om te werken, zonder hierin ook maar enige menselijke intentie te vermengen. Dat houdt in dat de vleesgeworden God de goddelijkheid rechtstreeks belichaamt, geen menselijke gedachtegangen of ideeën heeft en geen inzicht heeft in de principes van het menselijke gedrag. Indien alleen de goddelijkheid aan het werk was (dus als alleen God Zelf aan het werk was), dan zou Gods werk geenszins op aarde uitgevoerd worden. Dus als God naar de aarde komt, moet Hij een klein aantal mensen hebben dat Hij gebruikt om te werken binnen de menselijkheid in samenhang met het werk dat God in goddelijkheid verricht. Met andere woorden: Hij gebruikt menselijk werk om Zijn goddelijke werk te handhaven. Anders zou er geen manier zijn waarop de mens rechtstreeks in contact kan komen met het goddelijke werk. Zo was het met Jezus en Zijn discipelen. Tijdens Zijn verblijf in de wereld heeft Jezus de oude wetten afgeschaft en nieuwe geboden ingesteld. Hij sprak ook veel woorden. Al dit werk werd in goddelijkheid verricht. De anderen, zoals Petrus, Paulus en Johannes baseerden al hun latere werk op Jezus’ woorden. Dat betekent dat God Zijn werk in dat tijdperk begon en het begin van het Tijdperk van Genade inluidde. Dat wil zeggen dat Hij een nieuw tijdperk instelde door het afschaffen van het oude tijdperk en eveneens door het in vervulling brengen van de woorden “God is het begin en het einde”. Met andere woorden: de mens moet het menselijke werk verrichten op basis van het goddelijke werk. Nadat Jezus alles gezegd had wat Hij moest zeggen en Zijn werk op aarde beëindigd had, verliet Hij de mens. Hierna werkten alle mensen overeenkomstig de beginselen van Zijn woorden en volgden zij Zijn uitgesproken waarheden na. Dit waren allemaal mensen die voor Jezus werkten. Als het enkel Jezus zou zijn geweest die het werk verrichtte, zou het niet uitmaken hoeveel woorden Hij sprak. De mensen zouden nog steeds niet in contact kunnen komen met Zijn woorden, omdat Hij in goddelijkheid werkte en alleen goddelijke woorden kon spreken. Hij zou de dingen niet zodanig hebben kunnen uitleggen dat gewone mensen Zijn woorden zouden kunnen begrijpen. En dus had Hij de apostelen en profeten nodig om na Hem Zijn werk aan te vullen. Dit is het principe volgens welke de vleesgeworden God Zijn werk doet. Hij gebruikt het geïncarneerde vlees om te spreken en te werken en zo het goddelijke werk te voltooien en vervolgens een paar, of misschien meer, mensen naar Gods hart te gebruiken om Zijn werk aan te vullen. Dat betekent dat God mensen naar Zijn hart gebruikt om in menselijkheid het werk van weiden en bewateren te verrichten, zodat alle mensen de waarheid mogen verkrijgen.
Als God, – komende in het vlees, – het goddelijke werk alleen doet zonder daarnaast harmonieus met een paar mensen naar Gods hart samen te werken, dan is er voor de mens geen manier om Gods wil te begrijpen of met God in contact te komen. God moet normale mensen naar Zijn hart gebruiken om dit werk te voltooien, om op de kerken toe te zien en deze te hoeden, en op het niveau te komen dat er een beroep kan worden gedaan op de cognitieve processen van de mens, zijn brein. Met andere woorden: God gebruikt een klein aantal mensen naar Zijn hart om het werk dat Hij binnen Zijn goddelijkheid verricht te ‘vertalen’, zodat dit kan worden opengesteld. Dat wil zeggen dat de goddelijke taal wordt omgezet in de menselijke taal, waardoor alle mensen deze kunnen bevatten en begrijpen. Als God dit niet zou doen, zou niemand Gods goddelijke taal begrijpen, omdat de mensen naar Gods hart tenslotte een kleine minderheid zijn en de mens weinig bevattingsvermogen heeft. Daarom kiest God deze methode alleen wanneer Hij in het geïncarneerde vlees werkt. Als er alleen goddelijk werk was, zou er voor de mens geen manier zijn om God te leren kennen of met Hem in contact te komen, omdat de mens Gods taal niet verstaat. De mens kan deze taal alleen maar verstaan door de tussenkomst van de mensen naar Gods hart die Zijn woorden verklaren. Als er echter alleen zulke mensen zouden zijn die binnen de menselijkheid werkten, dan zou dat alleen maar het normale leven van de mens in stand houden; het zou de gezindheid van de mens niet kunnen omvormen. Gods werk zou dan geen nieuw startpunt kunnen hebben. Het zou gewoon hetzelfde liedje zijn: dezelfde platgetreden paden. Alleen door de tussenkomst van de vleesgeworden God, die alles zegt wat er gezegd moet worden en alles doet wat er gedaan moet worden tijdens de periode van Zijn incarnatie, waarna mensen zullen werken naar Zijn woorden en deze zullen ervaren, alleen zo kan hun levensgezindheid veranderen en kunnen zij met de tijd meegaan. Hij die werkt binnen het goddelijke vertegenwoordigt God, terwijl zij die werken binnen de menselijkheid mensen zijn die door God worden gebruikt. Dat wil zeggen: de vleesgeworden God is wezenlijk anders dan de mensen die door God worden gebruikt. De vleesgeworden God kan het werk van goddelijkheid verrichten, terwijl de mensen die door God worden gebruikt dat niet kunnen. Aan het begin van ieder tijdperk spreekt Gods Geest persoonlijk om het nieuwe tijdperk van start te laten gaan en de mens naar een nieuw begin te brengen. Wanneer Hij klaar is met spreken, betekent dit dat Gods werk binnen Zijn goddelijkheid klaar is. Daarna volgen alle mensen hen die door God gebruikt worden om hun levenservaring binnen te gaan. Evenzo is dit ook de fase waarin God de mens in het nieuwe tijdperk brengt en iedereen een nieuw startpunt geeft. Hiermee wordt Gods werk in het vlees afgesloten.
God komt niet naar de aarde om Zijn normale menselijkheid te vervolmaken. Hij komt niet om het werk van normale menselijkheid te verrichten, maar alleen om het werk van goddelijkheid in normale menselijkheid te verrichten. Wat God zegt over normale menselijkheid is niet wat men denkt dat het is. De mens definieert normale menselijkheid als het hebben van een vrouw of een man en zonen en dochters. Deze vormen het bewijs dat men een normaal mens is. Maar God ziet het niet op deze manier. Hij ziet normale menselijkheid als het hebben van normale menselijke gedachten, een normaal menselijk leven en uit normale mensen geboren zijn. Maar Zijn normaliteit houdt niet het hebben van een vrouw, man en kinderen in op een manier die de mens als normaal beschouwt. Dat houdt in dat voor de mens de normale menselijkheid waar God over spreekt, datgene is wat de mens beschouwt als de afwezigheid van menselijkheid, bijna als het ontbreken van emotie en schijnbaar zonder vleselijke behoeften, net als Jezus, die alleen het uiterlijk van een normaal mens had en de vorm aannam van een normaal mens, maar in wezen niet volledig alles had wat een normaal mens zou hebben. Hieruit blijkt dat het wezen van de vleesgeworden God niet de gehele normale menselijkheid omvat, maar slechts een deel van de dingen waarmee mensen moeten zijn uitgerust om de routines van het normale menselijke leven en het normale menselijke redeneringsvermogen in stand te houden. Maar deze dingen hebben niets te maken met wat de mens als normale menselijkheid beschouwt. Het zijn de dingen die de vleesgeworden God zou moeten bezitten. Sommigen houden echter vol dat van de vleesgeworden God gezegd kan worden dat Hij alleen een normale menselijkheid bevat als Hij een vrouw, zonen en dochters – een gezin – heeft. Zonder deze dingen zeggen ze dat Hij geen normaal mens is. Ik vraag je daarom: “Heeft God een vrouw? Is het mogelijk voor God om een man te hebben? Kan God kinderen hebben?” Zijn dit geen misvattingen? De vleesgeworden God kan echter niet voortkomen uit een rotsspleet of vallen uit de lucht. Hij kan alleen worden geboren in een normaal menselijk gezin. Daarom heeft Hij ouders en zussen. Dit zijn de dingen die de normale menselijkheid van de geïncarneerde God moet hebben. Dit was ook het geval met Jezus. Jezus had een vader en een moeder, en zussen en broers. Dit alles was normaal. Maar als Hij een vrouw had gehad en zonen en dochters, dan zou dit niet de normale menselijkheid zijn geweest die God voor de vleesgeworden God had bedoeld. Als dit het geval was, zou Hij niet hebben kunnen werken namens de goddelijkheid. Het was juist omdat Hij geen vrouw of kinderen had, en toch uit normale mensen in een normaal gezin geboren was, dat Hij het werk van goddelijkheid kon verrichten. Om dit verder te verduidelijken: wat God beschouwt als een normaal mens, is iemand die in een normaal gezin geboren is. Alleen zo iemand is geschikt om goddelijk werk te verrichten. Als diegene daarentegen een vrouw, kinderen of een man had, dan zou die persoon geen goddelijk werk kunnen doen, omdat hij slechts de normale menselijkheid zou bezitten die de mens vereist, maar niet de normale menselijkheid die God vereist. Hoe God de dingen ziet en hoe mensen de dingen begrijpen, is vaak enorm verschillend, ligt mijlenver uiteen. In deze fase van Gods werk is er veel dat indruist tegen, en sterk verschilt van de opvattingen van de mens. Men zou kunnen zeggen dat deze fase van Gods werk geheel bestaat uit praktisch goddelijk werk, waarbij de menselijkheid een ondersteunende rol speelt. Dat God naar de aarde komt om Zelf Zijn werk te doen, in plaats van toe te staan dat de mens ermee aan de slag gaat, verklaart waarom Hij Zelf in het vlees incarneert (in een incompleet, normaal mens) om Zijn werk te doen. Hij maakt gebruik van deze incarnatie om de mensheid een nieuw tijdperk te laten zien, om de mensheid van de volgende stap in Zijn werk te vertellen en haar te vragen te handelen in overeenstemming met de weg die Hij met Zijn woorden heeft beschreven. Hiermee beëindigt God Zijn werk in het vlees en staat Hij op het punt om de mens te verlaten. Hij zal niet langer in het vlees van normale menselijkheid verblijven, maar de mens achterlaten en verdergaan met een ander onderdeel van Zijn werk. Vervolgens zal Hij, gebruikmakend van de mensen naar Zijn hart, Zijn werk op aarde voortzetten onder deze groep mensen, maar wel in hun menselijkheid.
De vleesgeworden God kan niet altijd bij de mens blijven, omdat God nog veel meer ander werk te doen heeft. Hij kan niet met het vlees verbonden blijven, maar moet het vlees afleggen om het werk te doen dat Hij moet doen, ook al doet Hij dat werk in de gedaante van het vlees. Wanneer God naar de aarde komt, wacht Hij niet totdat Hij de staat bereikt waarin een normaal mens zou sterven om de mensheid achter zich te laten. Ongeacht hoe oud Zijn vlees is, wanneer Zijn werk beëindigd is, gaat hij weg en laat Hij de mens achter. Er bestaat niet zoiets als leeftijd voor Hem; Hij telt Zijn dagen niet volgens de menselijke levensduur. Hij beëindigt Zijn leven in het vlees daarentegen volgens de stappen van Zijn werk. Sommigen menen misschien dat God, als Hij in het vlees komt, een bepaalde fase moet bereiken, volwassen moet worden, oud moet worden en het lichaam pas moet verlaten als het op is. Dat is de menselijke verbeelding; God werkt niet zo. Hij komt alleen in het vlees om het werk te doen dat Hij wordt geacht te doen en niet om een gewoon mensenleven te leiden, uit ouders geboren te worden, op te groeien, een gezin te stichten en carrière te maken, kinderen te krijgen of de ups en downs van het leven te ervaren, allemaal activiteiten van een gewoon mens. Wanneer God naar de aarde komt, trekt Gods Geest het vlees aan, komt Hij in het vlees, maar God leidt niet het leven van een gewone mens. Hij komt alleen om één onderdeel van Zijn managementplan te vervullen. Daarna zal Hij de mensheid verlaten. Als Gods Geest in het vlees komt, is dat niet om de normale menselijkheid van het vlees te vervolmaken. Integendeel, op de tijd die God heeft voorbestemd, gaat de goddelijkheid direct aan het werk. Dan, nadat Hij alles heeft gedaan wat Hij moest doen en Zijn bediening volledig heeft vervuld, is het werk van Gods Geest in deze fase voltooid. Op dat moment eindigt ook het leven van de vleesgeworden God, ongeacht of Zijn vleselijk lichaam een lang leven heeft gehad. Dat wil zeggen: welke levensfase het vleselijk lichaam ook bereikt, ongeacht hoe lang het op aarde leeft, alles wordt bepaald door het werk van de Geest. Het heeft niets te maken met wat de mens beschouwt als normale menselijkheid. Laten we Jezus als voorbeeld nemen. Hij woonde drieëndertig en een half jaar in het vlees. In termen van de levensduur van een menselijk lichaam zou Hij op die leeftijd niet gestorven moeten zijn en niet weg moeten zijn gegaan. Maar dit was niet de minste zorg voor Gods Geest. Aangezien Zijn werk klaar was, werd het lichaam op dat moment weggenomen en verdween het samen met de Geest. Volgens dit principe werkt God in het vlees. En dus is de vleesgeworden God, strikt genomen, zonder normale menselijkheid. Samengevat komt Hij niet naar de aarde om het leven van een gewoon mens te leiden. Hij bouwt niet eerst een normaal menselijk leven op om daarna aan het werk te gaan. Zolang Hij echter in een normaal menselijk gezin wordt geboren, kan Hij goddelijk werk verrichten. Hij is vrij van welke menselijke intentie dan ook. Hij is niet vleselijk en Hij volgt zeker geen maatschappelijke stroming na of raakt betrokken bij de ideeën van de mens, nog veel minder bij de levensfilosofieën van de mens. Dit is het werk dat de vleesgeworden God wil doen en het is ook de praktische betekenis van zijn incarnatie. God komt voornamelijk in het vlees om een fase van het werk te doen dat in het vlees gedaan moet worden, zonder andere triviale ontwikkelingen te doorlopen, en wat betreft de ervaringen van een gewoon mens: die heeft Hij niet. Het werk dat Gods geïncarneerde vlees moet doen, omvat geen normale menselijke ervaringen. God komt dus in het vlees met het oog op het volbrengen van het werk dat Hij in het vlees moet doen. De rest heeft niets met Hem te maken. Hij gaat niet door zoveel onbelangrijke ontwikkelingen. Zodra Zijn werk gedaan is, is de betekenis van Zijn incarnatie ook ten einde gekomen. Met de afronding van deze fase is het werk dat Hij in het vlees moest doen ook beëindigd en is de bediening van Zijn vlees voltooid. Maar Hij kan niet onbeperkt in het vlees blijven werken. Hij moet Zich naar een andere plek begeven, een plek buiten het vlees, om te gaan werken. Alleen op deze manier kan Zijn werk vollediger en verder uitgebreid worden. God werkt volgens Zijn oorspronkelijke plan. Het werk dat Hij moet doen en het werk dat Hij heeft afgerond, kent Hij net zo goed als de palm van Zijn hand. God leidt elk individu om een pad te bewandelen dat Hij al heeft voorbestemd. Niemand kan daaraan ontsnappen. Alleen diegenen die zich laten leiden door Gods Geest zullen de rust kunnen binnengaan. In het latere werk kan het zijn dat het niet God is die in het vlees spreekt om de mens te leiden, maar een Geest met een tastbare vorm die het leven van de mens leidt. Pas dan zal de mens God letterlijk kunnen aanraken, naar God kunnen kijken en vollediger de realiteit die God verlangt kunnen binnengaan, met als doel door de praktische God vervolmaakt te worden. Dit is het werk dat God voornemens is te doen, dat Hij al lang geleden heeft uitgedacht. Vanuit dit perspectief moeten jullie allemaal de weg zien die jullie moeten gaan!
uit ‘De Kerk van Almachtige God’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten