2020-06-09
Gods Woord ‘Gods werk en de praktijk van de mens’ Deel één
Almachtige God zegt: “Gods werk onder de mensen is onlosmakelijk met de mens verbonden, want dit werk is op de mens gericht. Hij is ook het enige door God geschapen wezen dat van God kan getuigen. Het leven en alle activiteiten van de mens zijn onlosmakelijk met God verbonden; alles wordt door de hand van God bestuurd en men kan zelfs zeggen dat niemand buiten God om kan bestaan. Niemand kan dit ontkennen, want het is een feit. Alles wat God doet, is ten behoeve van de mensheid en gericht tegen de snode plannen van Satan. Alles wat de mens nodig heeft, komt van God en God is de bron van het leven van de mens. De mens kan zich dus gewoonweg niet van God losmaken. God heeft bovendien nooit de intentie gehad om Zich van de mens los te maken. Het werk dat God doet, is ten behoeve van de hele mensheid en Zijn gedachten zijn altijd welwillend. Voor de mens zijn het werk van God en de gedachten van God (dat wil zeggen Gods wil) dus allebei ‘visies’ die de mens moet kennen. Zulke visies zijn ook het management van God en het werk dat onmogelijk door de mens gedaan kan worden. De eisen die God intussen tijdens Zijn werk aan de mens stelt, worden de ‘praktijk’ van de mens genoemd. Visies zijn het werk van God Zelf, Zijn wil voor de mensheid, of de oogmerken en betekenis van Zijn werk. Visies kunnen ook als onderdeel van het management worden beschouwd, want dit management is het werk van God en is op de mens gericht, wat wil zeggen dat dit het werk is dat God onder de mensen doet. Dit werk is het bewijs en het pad waardoor de mens God leert kennen en is van het grootste belang voor de mens. Als mensen geen aandacht schenken aan Gods werk maar in plaats daarvan alleen aandacht schenken aan de leerstellingen van geloof in God of aan onbeduidende, onbelangrijke details, dan zullen ze God simpelweg niet kennen en bovendien niet naar Gods hart zijn. Het werk van God is uitermate nuttig voor de mens om God te leren kennen en wordt visies genoemd. Deze visies zijn het werk van God, de wil van God en de oogmerken en betekenis van Gods werk; ze zijn de mens allemaal tot nut. Praktijk duidt op dat wat de mens behoort te doen, wat de schepselen die God volgen moeten doen. Het is ook de plicht van de mens. Wat de mens behoort te doen, heeft de mens niet vanaf het allereerste begin begrepen, maar zijn de eisen die God tijdens Zijn werk aan de mens stelt. Deze eisen worden gaandeweg dieper en verhevener terwijl God werkt. Tijdens het Tijdperk van de Wet moest de mens bijvoorbeeld de wet volgen en tijdens het Tijdperk van Genade moest de mens het kruis dragen. Het Tijdperk van het Koninkrijk is anders: de eisen aan de mens zijn hoger dan tijdens het Tijdperk van de Wet en het Tijdperk van Genade. Naarmate de visies verhevener worden, worden de eisen aan de mens ook steeds hoger; ze worden steeds duidelijker en reëler. Ook de visies worden steeds reëler. Deze vele reële visies bevorderen niet alleen de gehoorzaamheid van de mens aan God, maar bevorderen bovendien zijn kennis van God.
Vergeleken met eerdere tijdperken is het werk van God tijdens het Tijdperk van het Koninkrijk praktischer, meer gericht op het wezen van de mens en veranderingen in zijn gezindheid, en beter in staat om te getuigen van God Zelf voor allen die Hem volgen. Met andere woorden: God laat met Zijn werk in het Tijdperk van het Koninkrijk meer van Zichzelf zien dan op enig moment in het verleden, wat betekent dat de visies die de mens behoort te kennen, verhevener zijn dan in enig eerder tijdperk. Omdat Gods werk onder de mensen in onbekend terrein terecht is gekomen, zijn de visies die de mens tijdens het Tijdperk van het Koninkrijk leert kennen het meest verheven onder al het managementwerk. Gods werk is op onbekend terrein terechtgekomen, dus zijn de visies die de mens moet kennen de hoogste van alle visies geworden. De resulterende praktijk van de mens is eveneens hoger dan in enig eerder tijdperk, want de praktijk van de mens verandert mee met de visies, en de vervolmaking van de visies markeert ook de vervolmaking van de eisen aan de mens. Zodra Gods management helemaal tot stilstand komt, stopt de praktijk van de mens ook, en zonder het werk van God heeft de mens geen keus dan zich aan de leer van vroegere tijden te houden, hij kan zich nergens anders toe wenden. Zonder nieuwe visies zal er geen nieuwe praktijk door de mens zijn; zonder complete visies zal er geen volmaakte praktijk door de mens zijn; zonder verhevener visies zal er geen verhevener praktijk door de mens zijn. De praktijk van de mens verandert met de voetstappen van God, de kennis en ervaring van de mens veranderen eveneens met Gods werk. Hoe capabel de mens ook is, toch is hij onlosmakelijk met God verbonden, en als God ook maar even zou stoppen met werken, zou de mens direct sterven vanwege Zijn toorn. De mens heeft niets om over op te scheppen, want hoe verheven iemands kennis vandaag ook is, hoe gedegen zijn ervaringen ook zijn, hij is onlosmakelijk met Gods werk verbonden – want de praktijk van de mens en wat hij in zijn geloof in God dient te zoeken, zijn onlosmakelijk verbonden met de visies. In elke instantie van Gods werk zijn er de visies die de mens dient te kennen, visies die worden gevolgd door Gods gepaste eisen aan de mens. Zonder deze visies als fundament zou de mens simpelweg niet tot praktiseren in staat zijn en zou de mens God evenmin onwankelbaar kunnen volgen. Als de mens God niet kent of Gods wil niet begrijpt, is alles wat de mens doet zinloos en kan God er nooit Zijn goedkeuring aan geven. Hoeveel talenten de mens ook heeft, toch blijft hij onlosmakelijk verbonden met Gods werk en Gods leiding. Hoe goed of hoe menigmaal de mens ook handelt, het werk van God blijft onvervangbaar. En dus is de praktijk van de mens onder alle omstandigheden onlosmakelijk verbonden met de visies. Zij die de nieuwe visies niet aanvaarden, hebben geen nieuwe praktijk. Hun praktijk heeft niets te maken met de waarheid, omdat ze leerstellingen aanhangen en zich aan de dode wet houden; ze hebben helemaal geen nieuwe visies en bijgevolg brengen ze in het nieuwe tijdperk ook niets in praktijk. Ze zijn de visies kwijtgeraakt en zijn daarmee ook het werk van de Heilige Geest en de waarheid kwijtgeraakt. Zij die zonder de waarheid zijn, zijn het product van dwaasheid, zij zijn de belichaming van Satan. Wat voor persoon iemand ook is, hij kan niet zonder de visies van Gods werk en kan niet verstoken zijn van de aanwezigheid van de Heilige Geest; zodra iemand de visies kwijtraakt, daalt hij onmiddellijk af in Hades en leeft hij in duisternis. Mensen zonder visies zijn mensen die God dwaas volgen, ze zijn zonder het werk van de Heilige Geest en ze leven in de hel. Zulke mensen streven niet naar de waarheid en gebruiken de naam van God als een uithangbord. Mensen die het werk van de Heilige Geest niet kennen, die de vleesgeworden God niet kennen, die de drie fases van het werk in het geheel van Gods management niet kennen – zij kennen de visies niet en dus zijn ze zonder de waarheid. En zijn zij die de waarheid niet bezitten niet allemaal kwaaddoeners? Zij die bereid zijn om de waarheid in praktijk te brengen, die bereid zijn om kennis van God te zoeken en die werkelijk met God meewerken, zijn mensen voor wie de visies als fundament fungeren. Zij worden door God goedgekeurd omdat ze met God meewerken en het is deze medewerking die de mens in praktijk moet brengen.
De visies omvatten vele paden om te beoefenen. De visies omvatten ook de praktische eisen aan de mens, alsook het werk van God dat de mens behoort te kennen. In het verleden kwam tijdens speciale bijeenkomsten of de grote bijeenkomsten op verschillende plaatsen maar één aspect van het pad van de praktijk ter sprake. Die praktijk was dat wat tijdens het Tijdperk van Genade in praktijk gebracht moest worden en had vrijwel niets met de kennis van God te maken, want de visie van het Tijdperk van Genade was slechts de visie van Jezus’ kruisiging en er waren geen verhevener visies. De mens werd geacht niet meer te kennen dan het werk van Zijn verlossing van de mensheid door de kruisiging, dus tijdens het Tijdperk van Genade waren er geen andere visies die de mens kon leren kennen. Op die manier had de mens slechts zeer karige kennis van God en naast de kennis van Jezus’ liefde en ontferming waren er maar enkele eenvoudige en jammerlijke dingen die hij in praktijk kon brengen, dingen die bij lange na niet kunnen tippen aan vandaag. In het verleden kon de mens niet spreken over een praktische kennis van Gods werk, welke vorm zijn samenkomst ook had, laat staan dat iemand duidelijk kon zeggen wat het meest geschikte pad van de praktijk voor de mens was om te bewandelen. Hij voegde slechts enkele eenvoudige details toe aan een fundament van verdraagzaamheid en geduld; er was simpelweg geen verandering in het wezen van zijn praktijk, want binnen hetzelfde tijdperk deed God geen nieuwer werk. De enige eisen die Hij aan de mens stelde, waren verdraagzaamheid en geduld, of het kruis dragen. Buiten zulke praktijken waren er geen hogere visies dan de kruisiging van Jezus. In het verleden was er geen sprake van andere visies omdat God niet heel veel werk deed en omdat Hij maar beperkte eisen aan de mens stelde. Op die manier kon de mens, wat hij ook deed, deze grenzen niet overtreden, grenzen die slechts enkele eenvoudige en oppervlakkige zaken inhielden die de mens in praktijk moest brengen. Ik spreek vandaag over andere visies omdat er vandaag meer werk is gedaan, werk dat het Tijdperk van de Wet en het Tijdperk van Genade in zeer grote mate overstijgt. De eisen aan de mens zijn eveneens een stuk hoger dan in voorbije tijdperken. Als de mens niet in staat is om zulk werk volledig te kennen, zou het geen grote betekenis in zich hebben; men kan zeggen dat de mens moeite zou hebben om zulk werk volledig te kennen als hij er niet zijn hele leven echt moeite voor doet. In het overwinningswerk zou enkel maar praten over het pad van de praktijk de overwinning van de mens onmogelijk maken. Alleen praten over de visies zonder enige eisen aan de mens, zou de overwinning van de mens eveneens onmogelijk maken. Als er alleen over het pad van de praktijk gesproken werd, zou het onmogelijk zijn de mens in zijn achilleshiel te treffen of de denkbeelden van de mens te verjagen, en ook zou het onmogelijk zijn om de mens compleet te overwinnen. Visies zijn het belangrijkste instrument om de mens te overwinnen, maar als er geen pad van praktijk was naast de visies, zou de mens geen manier hebben om te kunnen volgen en geen enkele manier hebben om binnen te gaan. Dit is van begin tot eind het principe van Gods werk geweest: In de visies ligt besloten wat in praktijk gebracht kan worden en er zijn dus ook visies naast datgene wat in praktijk gebracht kan worden. De mate van veranderingen in het leven en de gezindheid van de mens gaat samen met veranderingen in de visies. Als de mens het alleen van zijn eigen inspanningen moest hebben, zou het voor hem onmogelijk zijn om enige betekenisvolle verandering te bewerkstelligen. De visies spreken over het werk van God Zelf en over het management van God. Praktijk duidt op het pad van iemands praktische beoefening en op de weg van het menselijk bestaan; in al het management van God is de relatie tussen visies en praktijk de relatie tussen God en de mens. Als de visies werden weggenomen of als ze alleen ter sprake kwamen zonder de praktijk te noemen, of als er alleen visies waren en de praktijk voor de mens werd uitgewist, dan zou men zulke dingen niet als het management van God kunnen beschouwen en kan men al helemaal niet zeggen dat het werk van God ten behoeve van de mensheid is; op deze manier zou niet alleen de plicht van de mens worden weggenomen, maar zou het oogmerk van Gods werk ermee ontkend worden. Als de mens van begin tot eind alleen maar in de praktijk bezig moest zijn zonder dat Gods werk een rol speelde en als de mens het werk van God ook niet hoefde te kennen, dan zou men zulk werk al helemaal niet het management van God kunnen noemen. Als de mens God en Gods wil niet kende en zijn praktijk blind beoefende op een vage en abstracte wijze, dan zou hij nooit een volkomen gekwalificeerd schepsel worden. Deze twee dingen zijn dus allebei onontbeerlijk. Als alleen het werk van God er was, dat wil zeggen als alleen de visies er waren en er geen sprake was van medewerking of praktijk door de mens, dan zou men zulke zaken niet het management van God kunnen noemen. Als er alleen sprake was van de praktijk en intrede van de mens, zou dit eveneens onaanvaardbaar zijn, hoe verheven het door de mens bewandelde pad ook was. Het binnengaan van de mens moet gaandeweg veranderen samen met het werk en de visies; het kan niet als een gril veranderen. De principes van de praktijk van de mens zijn niet vrij en onbeperkt, maar binnen bepaalde grenzen. Zulke principes veranderen tegelijk met de visies van het werk. Gods management komt dus uiteindelijk neer op Gods werk en de praktijk van de mens.
Het managementwerk kwam alleen tot stand vanwege de mensheid, wat wil zeggen dat het alleen werd voortgebracht door het bestaan van de mensheid. Er was geen management vóór de mensheid of in het begin, toen de hemelen en aarde en alle dingen geschapen werden. Als er in al het werk van God geen praktijk was die de mens ten goede komt, dat wil zeggen: als God geen gepaste eisen stelde aan de verdorven mensheid (als er in al het werk dat God doet geen geschikt pad voor de praktijk van de mens was), dan zou men dit werk niet Gods management kunnen noemen. Als het gehele werk van God alleen bestond uit de verdorven mensheid vertellen hoe men de praktijk moest beoefenen en God Zijn eigen werkzaamheden niet uitvoerde en geen greintje van Zijn almacht of wijsheid toonde, dan zou de mens niets van Gods gezindheid weten, hoe hoog Gods eisen aan de mens ook waren, hoe lang God ook onder de mensen leefde; als dat het geval was, zou zulk werk het helemaal niet verdienen om Gods management genoemd te worden. Het werk van Gods management is eenvoudig gezegd het werk dat God doet en al het werk dat mensen die door God gewonnen zijn onder de leiding van God uitvoeren. Zulk werk kan als management samengevat worden en duidt op Gods werk onder de mensen, alsook op de medewerking met Hem door allen die Hem volgen; dit alles kan samen management genoemd worden. Hier wordt het werk van God visies genoemd en de medewerking van de mens praktijk. Hoe verhevener Gods werk (dat wil zeggen hoe verhevener de visies), hoe meer Gods gezindheid aan de mens duidelijk wordt gemaakt, hoe meer het afwijkt van de opvattingen van de mens en hoe verhevener de praktijk en medewerking van de mens zijn. Hoe hoger de eisen aan de mens, hoe meer Gods werk afwijkt van de opvattingen van de mens, waardoor ook de beproevingen van de mens toenemen en de normen die aan hem gesteld worden hoger worden. Aan het einde van dit werk zullen alle visies voltooid zijn en zal wat de mens in praktijk moet brengen het hoogtepunt van volmaaktheid bereikt hebben. Dit zal ook de tijd zijn wanneer ieder naar zijn soort wordt ingedeeld, want wat de mens moet weten, zal aan de mens zijn getoond. Wanneer de visies dus hun hoogtepunt bereiken, zal het werk daarmee ook zijn einde naderen en zal de praktijk van de mens ook zijn hoogtepunt bereikt hebben. De praktijk van de mens is gebaseerd op het werk van God, en het management van God komt alleen volledig tot uitdrukking dankzij de praktijk en de medewerking van de mens. De mens is het pronkstuk van Gods werk, het voorwerp van al het management van God en hij is ook het product van Gods gehele management. Als God alleen werkte, zonder medewerking van de mens, zou er niets zijn dat als kristallisatie van Zijn hele werk kon dienen. Op die manier zou Gods management ook geen greintje betekenis hebben. Alleen door een gepast voorwerp buiten Gods werk te kiezen die dit werk tot uitdrukking kan brengen en de almacht en wijsheid ervan kan bewijzen, is het mogelijk om het oogmerk van Gods management te bereiken, alsook het oogmerk om met behulp van al dit werk Satan volledig te verslaan. Zo is de mens een onmisbaar onderdeel van het werk van Gods management en is de mens de enige die Gods management vruchten kan laten voortbrengen en zijn ultieme oogmerk kan laten verwezenlijken; geen andere levensvorm dan de mens kan zo’n rol vervullen. Wil de mens de ware kristallisatie van het managementwerk worden, dan moet de ongehoorzaamheid van de verdorven mensheid geheel worden uitgebannen. Dit vereist dat de mens een geschikte praktijk krijgt aangereikt voor verschillende tijden en dat God het bijbehorende werk onder de mensen uitvoert. Alleen op deze manier zal er uiteindelijk een groep mensen gewonnen worden die de kristallisatie van het managementwerk vormt. Gods werk onder de mensen kan geen getuigenis afleggen van God Zelf door het werk van God alleen; zo’n getuigenis vraagt ook om levende menselijke wezens die geschikt zijn voor Zijn werk, om tot stand te komen. God zal eerst op deze mensen inwerken, door wie Zijn werk vervolgens tot uitdrukking wordt gebracht en zo zal dit getuigenis van Hem onder alle schepselen afgelegd worden. Daarin zal God dan het oogmerk van Zijn werk bereikt hebben. God werkt niet alleen om Satan te verslaan, want Hij kan niet rechtstreeks getuigenis van Zichzelf afleggen onder alle schepselen. Deed Hij dat wel, dan zou het onmogelijk zijn om de mens volledig te overtuigen, dus God moet wel op de mens inwerken om hem te overwinnen, alleen dan kan Hij getuigenis verkrijgen onder alle schepselen. Als God alleen zou werken en er geen medewerking van de mens zou zijn, of als de mens niet hoefde mee te werken, dan zou de mens Gods gezindheid nooit kunnen leren kennen en altijd onwetend blijven inzake Gods wil; op die manier zou men het niet het werk van Gods management kunnen noemen. Als de mens alleen zelf streefde, zocht en hard werkte, maar hij het werk van God niet begreep, zou de mens grappen uithalen. Zonder het werk van de Heilige Geest is wat de mens doet van Satan, is hij opstandig en een kwaaddoener; Satan is te zien in alles wat de verdorven mensheid doet en er is niets wat met God strookt, het is allemaal de manifestatie van Satan. Niets in alles waarvan gesproken is, is zonder visies en praktijk. Op het fundament van visies vindt de mens de praktijk en het pad van gehoorzaamheid, zodat hij zijn opvattingen aan de kant kan zetten en de dingen kan verkrijgen die hij in het verleden niet heeft gehad. God vereist dat de mens met Hem meewerkt, dat de mens zich volledig aan Zijn eisen onderwerpt en de mens vraagt om het werk dat God Zelf doet te aanschouwen, om de almacht van God te ervaren en Gods gezindheid te kennen. Dit alles vormt, samengevat, het management van God. Gods verbintenis met de mens is het management, het meest verheven management.
Visies hebben vooral betrekking op het werk van God Zelf, de praktijk is iets wat de mens behoort te doen en heeft geen betrekking op God. Het werk van God wordt door God Zelf voltooid en de praktijk van de mens wordt door de mens zelf bewerkstelligd. Wat God Zelf behoort te doen, hoeft de mens niet te doen en wat de mens in praktijk behoort te brengen, heeft niets met God van doen. Het werk van God is Zijn eigen bediening en heeft geen betrekking op de mens. Dit werk hoeft de mens niet te doen en bovendien zou de mens niet in staat zijn om het werk te doen dat God behoort te doen. Wat de mens in de praktijk behoort te brengen, moet de mens tot stand brengen, of het nu het offeren van zijn leven betreft of zich aan Satan overleveren om getuigenis af te leggen – dit alles moet de mens tot stand brengen. God Zelf voltooit al het werk dat Hij geacht wordt te doen en wat de mens moet doen, wordt hem getoond; het resterende werk wordt aan de mens overgelaten. God doet geen aanvullend werk. Hij doet alleen het werk dat binnen Zijn bediening valt, toont de mens alleen de weg en doet alleen het werk om de weg te openen, niet het werk om de weg te bereiden; de mens behoort dit te begrijpen. De waarheid in praktijk brengen, betekent de woorden van God in praktijk brengen en dit alles is de plicht van de mens, is wat de mens behoort te doen en heeft niets van doen met God. Als de mens eist dat God, op dezelfde wijze als de mens, ook kwelling en loutering ondergaat in de waarheid, is de mens ongehoorzaam. Gods werk is het uitvoeren van Zijn bediening en de plicht van de mens is alle aanwijzingen van God op te volgen, zonder enige weerstand. De mens moet zien te bereiken wat hij tot stand behoort te brengen, ongeacht de manier waarop God werkt of leeft. Alleen God Zelf kan eisen stellen aan de mens, dat wil zeggen: alleen God Zelf is in staat om eisen aan de mens te stellen. De mens behoort geen keuze te hebben, behoort zich alleen maar volledig over te geven en in de praktijk aan de slag te gaan; deze rede dient de mens te bezitten. Zodra het werk dat God Zelf behoort te doen, voltooid is, moet de mens het ervaren, stap voor stap. Als de mens aan het eind, wanneer al het management van God is voltooid, nog steeds niet gedaan heeft wat God vereist, dan moet de mens gestraft worden. Als de mens niet aan de eisen van God voldoet, komt dat door zijn ongehoorzaamheid; het betekent niet dat God niet grondig genoeg geweest is in Zijn werk. Allen die Gods woorden niet in praktijk kunnen brengen, die niet aan Gods eisen kunnen voldoen, die niet trouw kunnen zijn en hun plicht niet kunnen vervullen – zij zullen allemaal gestraft worden. Wat jullie vandaag wordt gevraagd te bereiken, zijn geen aanvullende eisen, maar de plicht van de mens en wat alle mensen behoren te doen. Als jullie niet in staat zijn om zelfs maar jullie plicht te doen, of die goed te doen, roepen jullie dan geen problemen over jezelf af? Flirten jullie dan niet met de dood? Hoe kunnen jullie dan nog steeds een toekomst verwachten en vooruitzichten hebben? Het werk van God is ten behoeve van de mensheid en de medewerking van de mens is ten behoeve van Gods management. Nadat God alles heeft gedaan wat Hij behoort te doen, wordt van de mens geëist dat hij zich volop inzet in zijn praktijk en meewerkt met God. De mens dient zich in het werk van God geen moeite te sparen, zijn trouw te tonen, zich niet te wentelen in talloze opvattingen en niet passief op de dood te gaan zitten wachten. God kan Zichzelf voor de mens opofferen, waarom kan de mens dan niet zijn trouw aan God tonen? God is één van hart en één van zin jegens de mens, waarom kan de mens dan niet een beetje meewerken? God werkt voor de mensheid, waarom kan de mens dan niet wat van zijn plicht uitvoeren ten behoeve van Gods management? Gods werk is zover gekomen, toch zien jullie wel maar handelen jullie nog steeds niet, jullie horen wel maar komen niet in beweging. Zijn zulke mensen niet voor het verderf bestemd? God heeft Zijn alles al aan de mens toegewijd, waarom is de mens dan niet in staat om zijn plicht ernstig te vervullen? Gods werk is voor Hem Zijn eerste prioriteit en het werk van Zijn management is van het grootste belang. Gods woorden in praktijk brengen en aan Gods eisen voldoen, zijn voor de mens zijn eerste prioriteit. Dit behoren jullie allemaal te begrijpen. De woorden die tot jullie gesproken zijn, hebben de kern van jullie wezen bereikt en Gods werk is op onbekend terrein terechtgekomen. Veel mensen begrijpen nog steeds niet de waarheid of onwaarheid van deze weg; ze wachten nog steeds af zonder hun plicht te vervullen. In plaats daarvan onderzoeken ze elk woord en iedere daad van God, ze letten op wat Hij eet en draagt en hun opvattingen worden steeds ernstiger. Maken zulke mensen geen gedoe over niets? Hoe kunnen zij mensen zijn die God zoeken? En hoe kunnen zij mensen zijn die de intentie hebben zich aan God te onderwerpen? Ze zetten hun trouw en plicht op een laag pitje en concentreren zich in plaats daarvan op waar God zich bevindt. Zij zijn een schande! Als de mens alles heeft begrepen wat hij behoort te begrijpen en alles in praktijk heeft gebracht wat hij in praktijk behoort te brengen, zal God zeker Zijn zegen over de mens uitstorten, want wat Hij van de mens eist, is de plicht van de mens en wat de mens behoort te doen. Als de mens niet in staat is om te begrijpen wat hij behoort te begrijpen en niet in praktijk kan brengen wat hij in praktijk behoort te brengen, zal de mens gestraft worden. Zij die niet met God meewerken, zijn vijandig jegens God, zij die het nieuwe werk niet aanvaarden, zijn ertegen, ook al doen zulke mensen niets wat er duidelijk tegen ingaat. Allen die de waarheid volgens de eisen van God niet in praktijk brengen, zijn mensen die bewust ingaan tegen en ongehoorzaam zijn aan de woorden van God, zelfs als zulke mensen speciale aandacht aan het werk van de Heilige Geest schenken. Mensen die Gods woorden niet gehoorzamen en zich niet aan God onderwerpen, zijn opstandig en verzetten zich tegen God. Mensen die hun plicht niet vervullen, zijn mensen die niet met God meewerken en mensen die niet met God meewerken, zijn mensen die het werk van de Heilige Geest niet aanvaarden.”
Sommige bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten