Gan’en,
Provincie Anhui
Van
kleins af aan heb ik altijd van mijn ouders geleerd: “Je moet niet
het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn
om zelf niet te worden gekwetst.” Daarnaast heb ik zelf veel mensen
bedrogen zien worden, en sommigen zijn zelfs opgelicht tot aan hun
financiële ondergang, daarom vond ik deze uitspraak die mijn ouders
mij leerden zeer goed passen bij de moderne samenleving.
Onbewust baseerde ik mijn gedrag en mijn omgang met anderen steeds meer op dit levensmotto en ik heb mijn vertrouwen nooit lichtvaardig op anderen gesteld. Ik ben altijd van mening geweest dat je, in situaties waarin je iemands ware intenties niet kent, altijd moet oppassen, met wie je ook te maken hebt, en je niet te snel open kaart moet spelen, anders stel je jezelf open om voor de gek gehouden te worden en verlies te lijden. Daarom volstaat het om niet het hart te hebben om anderen kwaad te doen – op deze manier zul je jezelf beschermen, en lof oogsten van de mensen om je heen.
Onbewust baseerde ik mijn gedrag en mijn omgang met anderen steeds meer op dit levensmotto en ik heb mijn vertrouwen nooit lichtvaardig op anderen gesteld. Ik ben altijd van mening geweest dat je, in situaties waarin je iemands ware intenties niet kent, altijd moet oppassen, met wie je ook te maken hebt, en je niet te snel open kaart moet spelen, anders stel je jezelf open om voor de gek gehouden te worden en verlies te lijden. Daarom volstaat het om niet het hart te hebben om anderen kwaad te doen – op deze manier zul je jezelf beschermen, en lof oogsten van de mensen om je heen.
Zelfs
nadat ik Gods werk in de laatste dagen had aangenomen, hield ik in
mijn omgang met anderen vast aan dit levensmotto. Toen ik begreep dat
God van ons vraagt dat we onschuldig, openhartig en eerlijk
zijn, was ik alleen openhartig over kleine dingen waar ik geen
persoonlijk belang bij had. Die aspecten van mijn gezindheid die ik
zwaar verdorven vond, deelde ik bijna nooit, uit angst dat mijn
broers en zusters mij zouden kleineren of op me zouden neerkijken als
ik mezelf voor hen openstelde. Toen mijn leider mij apart nam om mijn
werk door te nemen, werd ik vervuld van wrok en achterdocht en dacht
bij mezelf: “Waarom neemt mijn leider altijd mij uit en bespreekt
hij de details van mijn situatie ten overstaan van al mijn broeders
en zusters? Is het niet logisch dat ik hierdoor gezichtsverlies zal
lijden en in verlegenheid zal worden gebracht waar iedereen bij is?
Misschien heeft mijn leider het niet zo op mij, en heeft hij daarom
besloten om mij te pesten.” Het was vooral pijnlijk en ondraaglijk
om te zien hoe andere broeders en zusters werden bevorderd terwijl ik
dezelfde positie hield. Ik vermoedde dat ik niet werd bevorderd omdat
ik het niet waard was om te worden getraind. Mijn hart was vol
misvattingen en klachten; ik dacht dat er voor mij geen toekomst was
en dat het zinloos was om al te hard mijn best te doen. Omdat ik
altijd op mijn hoede en achterdochtig jegens anderen was wanneer ik
tegen een probleem aanliep, en ik me niet kon openstellen en de
waarheid zoeken om het op te lossen, begreep ik God minder en voelde
ik me steeds minder verbonden met Hem. Mijn situatie werd steeds
abnormaler; ik wist niets te zeggen wanneer ik tot God bad, ik kon
mijn hart niet kalmeren voor God bij het lezen van Zijn woorden en ik
ging niet verantwoordelijk om met mijn plichten, en uiteindelijk
verloor ik het werk van de Heilige
Geest en stortte ik in duisternis. Ik begreep niets van de
problemen die binnen mijn plichten optraden en ik wist niet hoe ik ze
moest oplossen, en de resultaten van mijn werk namen een nog diepere
duikvlucht.
In
het diepst van mijn lijden. verloren en richtingloos, stuitte ik op
deze passage uit Gods woord: “Als je heel bedrieglijk bent, is je
hart altijd op zijn hoede en koester je achterdocht tegen alles en
iedereen. Daarom is je geloof in mij gebouwd op een fundament van
achterdocht. Dergelijk geloof zal ik nooit erkennen. Zonder
oprecht geloof ben
je nog verder van echte liefde verwijderd. En als je aan God kunt
twijfelen en naar eigen believen over Hem kunt speculeren, ben je
ongetwijfeld bedrieglijker dan wie ook” (‘Hoe je de God op aarde
kunt leren kennen’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Terwijl
ik over Gods woorden piekerde, dacht ik plotseling aan mijn eigen
acties in het dagelijks leven. Met een schok bedacht ik: “Leef ik
soms niet met ‘een hart dat altijd op zijn hoede is en het
koesteren van achterdocht tegen alles en iedereen’ zoals in Gods
woord geschreven staat?” Ben ik als zodanig geen
bedrieglijk mens in de ogen van God? Op dat moment doorkliefden de
woorden ‘bedrieglijk mens’ mijn hart als een mes, wat een
ondraaglijke pijn veroorzaakte. Ik had altijd gedacht dat, zolang ik
me in mijn omgang met anderen hield aan het principe “je moet niet
het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn
om zelf niet te worden gekwetst”, ik een goed mens zou zijn. Dus
had ik mijn hele leven lang die woorden nageleefd in de omgang met
anderen en bij de afhandeling van kwesties. Ik had nooit gedacht dat
de gevolgen van het leven met dit motto me echt in een bedrieglijk
mens zou veranderen. Dit betekende dat “je moet niet het hart
hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf
niet te worden gekwetst”, het levensmotto dat ik zo lang in stand
had gehouden, niet overeenkwam met de waarheid en rechtstreeks inging
tegen Gods woorden. Het was een vreselijke gewaarwording om te
constateren dat dit uitgangspunt, dat ik al zolang ik mij kon
herinneren handhaafde, schijnbaar van de ene dag op de andere
ontkracht en teniet gedaan was door de woorden van God, maar ik had
geen andere keuze dan de feiten te accepteren.
Ik
kalmeerde mijn gemoed om na te denken en te zoeken, en onderzocht dit
levensmotto opnieuw. In het licht van Gods verlichting, begon ik het
langzamerhand enigszins te begrijpen en onderscheiden. Zo aan de
oppervlakte lijkt “je moet niet het hart hebben om anderen kwaad te
doen, maar je moet waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst”
best een verstandig idee dat bij de menselijke opvatting over goed en
kwaad past. In eerste instantie lijkt er niets mis te zijn met het
idee, omdat het alleen maar stelt dat we ons moeten beschermen tegen
anderen, maar anderen niet opzettelijk schade mogen berokkenen.
Verder voorkomt het naleven van dit levensmotto dat we in de val
lopen, en leren we tegelijkertijd hoe we ‘goede mensen’ kunnen
worden. Bij nader onderzoek wordt echter duidelijk dat deze
uitdrukking eigenlijk een bijzonder sinistere en sluwe methode is
waarmee Satan de mensheid bederft. Deze uitspraak prent ons stiekem
in dat je niemand kunt vertrouwen, dat iedereen jou schade kan
berokkenen, dus geef je je nooit volledig bloot in je omgang met
anderen. Op deze manier blijf ik op mijn hoede bij jou, jij wordt
achterdochtig naar mij toe en we vertrouwen elkaar geen van beiden
niet echt. Dit leidt tot gekonkel en vijandigheid waardoor de
mensheid in toenemende mate verdorven, achterbaks, sluw en
bedrieglijk wordt. Erger nog, onder de overheersing van dit
satanische levensmotto zijn we achterdochtig en op onze hoede,
wanneer we staan tegenover God die lieflijk en goed is, omdat we
denken dat ook God bedrieglijk en kwaadaardig is – dat God niet
werkt voor ons bestwil. Het resultaat is dat we, hoeveel God ons ook
liefheeft en rekening met ons houdt, huiverig zijn om Hem te
accepteren of ons vertrouwen in Hem te stellen, en dat we
waarschijnlijk zelfs minder waarderen wat Hij voor ons overheeft. In
plaats daarvan trekken we alles wat Hij doet in twijfel met een hart
vol van twijfel en bedrog, en schuiven we onze misvattingen,
klachten, ongehoorzaamheid en verzet op Hem af. Op deze manier
bereikt Satan zijn doel om de mensheid te bederven en te vergiftigen
en te maken dat wij ons van God afwenden
of Hem verloochenen. Het ontbrak mij echter aan
onderscheidingsvermogen en ik was niet in staat om deze duistere
intenties van Satan te doorzien. Ik vatte de misvatting op als een
gedragscode die gerespecteerd en gehandhaafd moest worden en werd
vervolgens steeds leugenachtiger. Toen ik bijvoorbeeld werd
geconfronteerd met oordeel, tuchtiging, snoeien en behandeling: het
was Gods wil om mij naar mezelf te laten kijken en mezelf te kennen
in allerlei echte situaties, en om mij de waarheid te laten zoeken
zodat mijn verdorven gezindheid kon worden gereinigd en veranderd. En
toch weigerde ik dit van God aan te nemen en bezag ik het evenmin
vanuit een positief standpunt; in plaats daarvan vermoedde ik dat
mijn broeders en zusters het op mij gemunt hadden en dat God mij niet
op waarde schatte. Toen mijn misverstand over God uiteindelijk steeds
sterker werd, verloor ik het werk van de Heilige Geest en viel ik in
duisternis. Zoals nu is gebleken, is de uitspraak: “je moet niet
het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn
om zelf niet te worden gekwetst” niets meer dan een misvatting,
door Satan bedacht om de mensheid in te kapselen en te verderven.
Door volgens dit zogenaamde motto te leven, zullen mensen alleen maar
sluwer en leugenachtiger worden, en onterecht achterdochtig en op hun
hoede blijven jegens anderen, en God verkeerd begrijpen en zich
van Hem afkeren. Uiteindelijk zal een dergelijk leven alleen maar de
afkeer van God opleveren en ertoe leiden dat je het werk van de
Heilige Geest verliest en in duisternis valt. Erger nog dan de pijn
die dit oplevert, is dat je ook de kans op verlossing kunt verliezen.
Op dat moment besefte ik eindelijk dat de zin “je moet niet het
hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam zijn om
zelf niet te worden gekwetst” helemaal geen gedragsregel was die
mensen moesten volgen, maar eerder een sluwe list van Satan om mensen
te zand in de ogen te strooien en te kwellen. Bovendien was het een
bedrieglijke dwaalleer die door Satan werd gebruikt om mensen te
verderven, en om hen hun normale menselijkheid te laten verliezen en
God te schuwen en te verraden. Leven volgens deze uitspraak kan er
alleen maar toe leiden dat je je tegen God verzet en zo door God
verafschuwd, afgewezen en uitgefilterd wordt.
Later
zag ik de volgende passage uit Gods woord: “God is vol getrouwheid,
daarom zijn Zijn woorden altijd betrouwbaar. Bovendien zijn Zijn
daden onberispelijk en onbetwistbaar. Daarom houdt God van wie
absoluut eerlijk jegens Hem zijn. Eerlijkheid betekent je hart aan
God geven, Hem nooit bedriegen, in alles open naar Hem zijn en de
waarheid nooit verbergen. Eerlijkheid betekent ook nooit iets doen
wat mensen boven of onder je misleidt, en nooit iets doen om alleen
maar bij God in een goed blaadje te komen. Kortom, eerlijk zijn is
onzuivere daden en woorden vermijden, en God noch mensen misleiden. …
Als je verborgen zaken niet graag bespreekbaar maakt en niet bereid
bent je geheimen, oftewel je moeilijkheden, bloot te geven aan
anderen om de weg van het licht te zoeken, zul je het heil niet
gemakkelijk verkrijgen en niet gemakkelijk uit de duisternis
tevoorschijn komen. Als je veel genoegen schept in het zoeken naar de
weg van de waarheid, ben je iemand die altijd in het licht verblijft.
Als je heel graag een dienstdoener wil zijn in het huis van God,
onopvallend, ijverig en nauwgezet werkt, altijd geeft en nooit neemt,
ben je een trouwe heilige, omdat je geen beloning zoekt en gewoon een
eerlijk mens bent. Als je open en eerlijk wilt zijn, als je alles
wilt geven, als je je leven kunt opofferen voor God en als getuige
kunt staan, als je eerlijk bent tot het punt waarop je alleen God
wilt behagen en jezelf wegcijfert en niets voor jezelf neemt, dan
behoor je tot de mensen die worden gevoed in het licht en die eeuwig
in het koninkrijk zullen leven” (‘Drie vermaningen’ in Het
Woord verschijnt in het vlees) Uit Gods woorden kwam ik tot het besef
dat God uit trouw bestaat, en dus de eerlijke mensen liefheeft en
zegent. Alleen eerlijke mensen voldoen aan de normen van menselijk
gedrag, en alleen eerlijke mensen kunnen tot Gods hart spreken, Gods
redding verkrijgen en door God worden gewonnen. Ik kwam ook tot het
inzicht hoe ik als een eerlijk persoon kon handelen: eerlijke mensen
spreken eenvoudig, open en zonder bedrog – ze noemen de dingen bij
de naam. Eerlijke mensen misleiden anderen nooit, handelen niet
oppervlakkig en ze misleiden God noch mens. Het hart van een eerlijk
persoon kent geen leugenachtigheid of bedrog. In spreken en handelen
koesteren zij geen slechte bedoelingen of bijbedoelingen; ze spreken
of handelen niet in hun eigen voordeel of om hun vlees te bevredigen,
maar juist om een oprecht persoon te zijn. Eerlijke mensen zijn open
en oprecht, hun hart is eerlijk en ze zijn bereid om hun hart en
leven aan God te geven. Ze vragen er niets voor terug, maar streven
er alleen naar God tevreden te stellen. Alleen wie over deze
eigenschappen bezitten, kunnen eerlijke mensen worden genoemd, mensen
die in het licht leven.
Toen
ik eenmaal inzag welke principes bij een eerlijk persoon horen, begon
ik te proberen ze in het echte leven in de praktijk te brengen. In
mijn omgang met anderen probeerde ik bewust om ze eerlijk te
behandelen, en om niet leugenachtig te zijn of te twijfelen en op
mijn hoede te zijn. Toen ik op deze manier oefende, werd mijn relatie
met mijn broeders en zusters steeds normaler en ik voelde me zo vrij
en bevrijd; deze levenswijze leek veel meer ontspannen. Wanneer ik
verdorvenheid aan de dag legde bij het vervullen van mijn plichten
samen met mijn zuster, zocht ik haar proactief op om mijn zelfinzicht
in communicatie bloot te leggen en mijn zuster deed dat dan ook.
Tijdens dit proces hielden we niet alleen op wederzijdse vooroordelen
te ontwikkelen, maar werd onze samenwerking zelfs nog harmonieuzer.
Toen ik Gods woorden citeerde tijdens het blootleggen van mijn
verderf tijdens vergaderingen, minachtten mijn broeders en zusters me
niet en keken ze niet op me neer zoals ik me had ingebeeld,
integendeel: ze deelden hun eigen ervaringen en kennis om mij te
helpen, zodat ik Gods liefde en redding voor de mens zag. Toen ik bij
het vervullen van mijn plichten niet werkte voor mijn eigen reputatie
en status, maar om God tevreden te stellen, voelde ik de Heilige
Geest in me werken, mij verlichtend en leidend, zodat ik Gods wil
stukje bij beetje kon gaan begrijpen. Als gevolg daarvan was ik zeer
effectief in het vervullen van mijn plichten. In gebed probeerde
ik bewust mijn diepste gedachten met God te delen en oprechte
geestelijke gemeenschap met God te hebben. Ik merkte dat ik daardoor
steeds meer naar God toe groeide en ik ging beseffen dat elke
omstandigheid die God voor mij regelt, nodig is in mijn leven. Uit
het diepst van mijn hart voelde ik hoe lieflijk God is, en alle
misvattingen die ik over God had, verdwenen als sneeuw voor de zon.
Door deze praktische oefening en ervaring heb ik ondervonden hoe je
door eerlijk te zijn in het licht kunt leven en Gods zegen kunt
ontvangen. Het is echt zinvol en waardevol om een eerlijk persoon te
zijn!
Toen
ik ondervond wat de voordelen zijn als je een eerlijk persoon bent,
werd het mij nog duidelijker dat het levensmotto van Satan, “je
moet niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet
waakzaam zijn om zelf niet te worden gekwetst” de mensheid verderft
en kwelt. Als je dit levensmotto hooghoudt, zul je altijd in
duisternis, verderf en kwelling leven. Alleen door een eerlijk
persoon te zijn, kunnen we in het licht leven, gevoed worden en Gods
lof ontvangen. Van nu af aan beloof ik plechtig opnieuw te beginnen
en volledig af te stappen van dit levensmotto van Satan: “je moet
niet het hart hebben om anderen kwaad te doen, maar je moet waakzaam
zijn om zelf niet te worden gekwetst.” Ik zal eerlijkheid
beschouwen als hoofdprincipe en standaard voor mijn gedrag, en ik zal
proberen een eerlijk persoon te zijn die God behaagt.
Uit
‘De Kerk van Almachtige God’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten